Beleidsregels afwijken van het bestemmingsplan

De gemeente heeft beleidsregels opgesteld waarin wordt aangegeven wanneer in principe wordt meegewerkt met aanvragen om af te wijken van het bestemmingsplan.

Binnen de mogelijkheden die in artikel 4 van het Bor worden genoemd, mag de gemeente zelf een afweging maken of wordt meegewerkt aan de aanvraag.

Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 17 mei 2011.

Toelichting

Per 1 oktober 2010 is in Nederland de ‘omgevingsvergunning’ ingevoerd. In deze vergunning worden de verschillende vergunningen op het gebied van wonen, ruimte en milieu geïntegreerd.

Met een omgevingsvergunning kan ook vergunning worden verleend voor het afwijken van de regels in het geldende bestemmingsplan. Voorheen vielen deze zaken onder de vrijstelling op grond van artikel 19 lid 3 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de ontheffing op grond van artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening.

De wet schrijft voor dat een aanvraag om een omgevingsvergunning moet worden geweigerd als de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan (artikel 2.10 lid 1 onder c Wet algemene bepalingen omgevingsrecht).

Maar in artikel 2.10 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is ook opgenomen dat aanvragen die in strijd zijn met het bestemmingsplan, mede moeten worden aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan. De vergunning mag slechts worden geweigerd als vergunningverlening met toepassing van de mogelijkheden die in artikel 2.12 Wabo worden genoemd, niet mogelijk is.

Voor iedere aanvraag die niet past binnen het bestemmingsplan, moet dus een afweging plaatsvinden of afwijking van het bestemmingsplan mogelijk is.

De mogelijkheden die artikel 2.12 Wabo noemt zijn de afwijkingsmogelijkheden die het bestemmingsplan of de beheersverordening zelf biedt, voor activiteiten die vergezeld gaan van een goede ruimtelijke onderbouwing (het voormalige projectbesluit) óf voor die gevallen die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zijn. Dit laatste heeft plaatsgevonden in artikel 4 van het Besluit omgevingsrecht (Bor). In dit artikel zijn specifieke gevallen opgenomen waarbij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen of voor andere activiteiten in strijd met het bestemmingsplan, is toegestaan. De mogelijkheden die dit artikel biedt voor afwijking van het bestemmingsplan, zijn ruim.

Om aanvragen snel en adequaat te kunnen behandelen én vooraf duidelijkheid te geven over de gevallen waarbij het college van burgemeester en wethouders af willen wijken van de regels van het bestemmingsplan, is deze beleidsnota opgesteld. Het vormen van beleidsregels over de gevallen waarbij afgeweken kan worden van het bestemmingsplan, heeft een aantal voordelen: 

  • verzoeken om afwijking van het bestemmingsplan worden op een eenduidige manier beoordeeld;
  • de rechtszekerheid voor de burger wordt vergroot: een klant kan zelf vooraf na gaan of zijn verzoek voor medewerking in aanmerking zou kunnen komen en ook belanghebbenden kunnen vooraf inschatten of medewerking aan een verzoek tot de mogelijkheden zou behoren;
  • de beoordeling van verzoeken om afwijking van het bestemmingsplan kan sneller plaatsvinden; 
  • uit jurisprudentie blijkt het besluit om aan een verzoek voor afwijking van het bestemmingsplan mee te werken of te weigeren, als beter onderbouwd wordt beschouwd, als dit besluit is gebaseerd op vastgestelde beleidsregels.

Overigens is het goed in gedachten te houden dat deze beleidsnota alleen aangeeft in welke gevallen medewerking aan afwijken van het bestemmingsplan wenselijk is. Het afwijken van het bestemmingsplan blijft een bevoegdheid van het college, geen verplichting. Burgemeester en wethouders beschikken over een ruime mate van beleidsvrijheid bij hun beslissing om al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken. Daarnaast schrijft de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) voor dat in deze gevallen een afweging van alle betrokken belangen, dus ook de belangen van eigenaren en gebruikers van naastgelegen percelen, plaats moet vinden.

Deze beleidsregels geven uitsluitend een kader waarbinnen het, uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening, over het algemeen wenselijk wordt geacht medewerking te verlenen. Maar in bepaalde gevallen kan toepassing van het afwijken van een bestemmingsplan een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken betekenen. In deze gevallen zal planologische medewerking alsnog geweigerd moeten worden.

Het is aan te raden dat degene die de afwijking van het bestemmingsplan aanvraagt, vooraf overlegt met zijn of haar buren. In ieder geval zal rekening gehouden moet worden met privaatrechtelijke beperkingen. Artikel 50 uit het Burgerlijk Wetboek schrijft voor dat het niet is toegestaan binnen twee meter van de perceelsgrens vensters of andere muuropeningen, dan wel balkons of soortgelijke werken te hebben, voor zover deze op het erf van de buren uitzicht geven. Deze bouwwerken zijn enkel toegestaan na (schriftelijke) toestemming van de buren.

Leeswijze nota

In deze nota wordt in ieder artikel steeds cursief een lid van artikel 4 Bro weergegeven. Daaronder wordt opgesomd welke gemeentelijk voorwaarden aan het afwijken van het bestemmingsplan worden gesteld.

Vaststelling beleidsregels

Deze beleidsregels hebben geen juridische status. Maar deze regels vormen wel een beleidsstuk op grond van de Awb. De Awb geeft aan dat een besluit gemotiveerd kan worden door een verwijzing naar een vaste gedragslijn die is neergelegd in een beleidsregel.

Om een juridische grondslag te krijgen om deze beleidsregels toe te passen, zijn deze beleidsregels conform de procedure als beschreven in hoofdstuk 3.4 Awb vastgesteld. Dit betekent dat de beleidsregels, voorafgaand aan de vaststelling tussen 17 maart en 28 april 2011 voor de periode van 6 weken ter inzage hebben gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

Het college van burgemeester en wethouders heeft de beleidsregels op 17 mei 2011 ongewijzigd vastgesteld.

Tegen de vaststelling van het beleid staat geen bezwaar of beroep open.

Regels

De gemeente Middelburg heeft beleidsregels opgesteld waarin wordt aangegeven wanneer in principe wordt meegewerkt met aanvragen.

Artikel 1 Algemene voorwaarden toepassing beleidsregels

Voor toepassing van de mogelijkheden zoals genoemd in deze beleidsregels gelden de volgende algemene voorwaarden:

  • De bepalingen en begripsbepalingen in het vigerende bestemmingsplan blijven uitgangspunt. Indien het vigerende bestemmingsplan onvoldoende houvast biedt, wordt aansluiting gezocht bij de begrippen zoals genoemd in de Woningwet, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de regelingen krachtens of bij de Woningwet, zoals de bouwverordening, bouwbesluit en diverse AmvB’s.
  • Ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken, kunnen nadere eisen gesteld worden ten aanzien van de situering, aantal en afmetingen van de op te richten bouwwerken. 
  • De verkeersveiligheid mag door een bouwplan niet aangetast worden, in het bijzonder speelt dit bij het uitzicht op hoeken van wegen.
  • De sociale veiligheid mag niet in het geding zijn als gevolg van de verbouwing/het bouwplan. Dit kan het geval zijn als een ruimtelijke situatie onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is. 
  • Het aantal woningen dient gelijk te blijven.
  • De ontwikkeling moet passend zijn in het straat- en bebouwingsbeeld. 
  • De brandveiligheid dient gewaarborgd te zijn.
  • Bijlage III van het Besluit Omgevingsrecht is niet van toepassing op percelen die vallen binnen het Beschermd Stadsgezicht Noordweg of het Beschermd Stadsgezicht Middelburg of bij panden die een rijks- of een gemeentelijke monumentenstatus hebben. De regels uit deze beleidsnota gelden dan ook niet voor deze panden.

Artikel 2

(Artikel 4 lid 1 - hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“Voor verlening van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

een bijbehorend bouwwerk: 

  • binnen de bebouwde kom,
  • buiten de bebouwde kom, mits voldaan wordt aan de volgende eisen: 
  1. niet hoger dan 5 meter, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,
  2. de oppervlakte niet meer dan 150 m², en 
  3. het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd, dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden.”

2.1. Bijbehorend bouwwerk op het achter- of zijerf bij woningen binnen de bebouwde kom

De gemeente Middelburg werkt momenteel aan een herziening van de vigerende bestemmingsplannen. Daarbij wordt voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom dezelfde regels doorgevoerd in alle bestemmingsplannen. Deze regeling is ruimhartig. Bij een hoofdgebouw mag veelal  40 m² aan bijbehorende bouwwerken gerealiseerd worden.

Daarnaast mag vergunningvrij nog eens 30 m² gebouwd worden. Dit betekent dat in veel gevallen tot 70 m² aan bijbehorende bouwwerken mogelijk is.

De gemeente Middelburg is van mening dat de regeling voldoende ruimte biedt voor het realiseren van bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom, zodat in principe geen medewerking verleend zal worden aan een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Alleen in uitzonderlijke gevallen waar sprake is van bijzonder grote percelen kan een afweging gemaakt worden of alsnog medewerking verleend zal worden. Het moet dan in ieder geval gaan om percelen groter dan 1000 m². Bij de afweging of medewerking verleend wordt, moet een belangenafweging plaatsvinden, waarbij onder andere wordt gekeken of de belangen van omwonenden niet onevenredig geschaad worden. Daarnaast moet beoordeeld worden of  het bouwwerk past in het straat- en bebouwingsbeeld. Deze afweging wordt gemaakt door de gemeentelijke welstandscommissie. Indien wordt meegewerkt kan de gemeente nadere eisen stellen omtrent de situering en de vormgeving van het bouwwerk.

2.2. Bijbehorend bouwwerk voor de voorgevel van de woning binnen de bebouwde kom

In de regel wordt medewerking verleend aan bouwplannen die gerealiseerd worden voor de voorgevelrooilijn zoals aangeduid in het vigerende bestemmingsplan, mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en overkappingen niet meer bedraagt dan 6 m² en de goot (-of boeibord)hoogte niet meer dan 3 meter bedraagt. Afwijking van de regels van het bestemmingsplan mag niet tot gevolg hebben dat het samenhangend straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid onevenredig worden aangetast.

Geen medewerking wordt verleend aan de bouw van bouwwerken of gebouwen op gronden die in het vigerende bestemmingsplan met de nadere aanduiding “(z) – zonder gebouwen” zijn aangeduid.

2.3. Bijbehorend bouwwerk bij een woning buiten de bebouwde kom

Het bestemmingsplan Buitengebied is in 2009 herzien. Daarbij zijn mogelijkheden opgenomen om woningen in het buitengebied te vergroten tot maximaal 750 m3.

Bijgebouwen zijn toegestaan tot maximaal 60 m². Het bestemmingsplan kent de mogelijkheid om af te wijken voor bijbehorende bouwwerken tot 100 m². Daarbij is als voorwaarde gesteld dat het bouwwerk noodzakelijk moet zijn voor het hobbymatig houden van dieren of voor de opslag van machines of materialen voor het onderhoud van het eigen terrein.

Bij agrarische bedrijven is een bouwblok van 1 hectare toegekend. Dit bouwblok mag volledig bebouwd worden. Daarnaast mogen bij de bedrijfswoning bijgebouwen tot 60 m² bijgebouwd worden. Tot slot bestaat de mogelijkheid om buiten het agrarisch bouwblok een stal voor dieren van maximaal 100 m² te realiseren.

Ook bij woningen en bedrijven in het buitengebied kan daarnaast gebruik gemaakt worden van de wettelijke mogelijkheden voor vergunningvrij bouwen.

De gemeente Middelburg is van mening dat de vigerende regelingen voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken buiten de bebouwde kom daarmee voldoende ruimte bieden. Daarom zal geen medewerking verleend worden aan een grotere oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken.

Artikel 3

Artikel 4 lid 2 (hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“een gebouw ten behoeve van een infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 

  1. niet hoger dan 5 meter, en 
  2. de oppervlakte niet meer dan 50 m².” 

In deze gevallen gaat het om bouwplannen die voor het openbaar belang noodzakelijk zijn. Dit betekent dat in de regel medewerking zal worden verleend. Daarbij wordt getoetst of het gebouw passend is in het straat- en bebouwingsbeeld en of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 4

Artikel 4 lid 3 (hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits voldaan wordt aan de volgende eisen: 

  1. niet hoger dan 10 meter, en 
  2. de oppervlakte niet meer dan 50 m²”

Erfafscheiding op een hoofdgebouw

Afwijking van de regels van het bestemmingsplan is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • de erfafscheiding moet voldoen aan redelijke eisen van welstand;
  • de erfafscheiding moet ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw;
  • de erfafscheiding mag maximaal 1,50 meter hoog zijn;
  • de erfafscheiding moet minimaal 2 meter uit de perceelsgrens geplaatst worden. 

Erfafscheiding op bijbehorend bouwwerk

Afwijking van de regels van het bestemmingsplan is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • de erfafscheiding moet voldoen aan redelijke eisen van welstand;
  • de erfafscheiding dient ondergeschikt te zijn aan het bijbehorend bouwwerk;
  • de erfafscheiding mag maximaal 1,50 meter hoog zijn;
  • de erfafscheiding moet minimaal 2 meter uit de perceelsgrens geplaatst worden; 
  • het bijbehorend bouwwerk bevindt zich aan de achtergevel van het hoofdgebouw. 

Reclame-uitingen

Afwijking van de regels van het bestemmingsplan is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • voldaan moet worden aan de eisen uit de gemeentelijke Welstandsnota;
  • in het geval van een reclame-uiting die voor de in het bestemmingsplan aangeduide voorgevelrooilijn is gesitueerd, mag de hoogte maximaal 2 meter bedragen.

Overige aanvragen

Afwijking van de regels van het bestemmingsplan is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 

  • voor zover dit van toepassing is: de bebouwde oppervlakte van het bouwperceel mag niet meer dan 50% bedragen;
  • de hoogte bedraagt maximaal 2 meter in die gevallen dat het bouwwerk vóór (het verlengde van) een op de verbeelding van het bestemmingsplan aangeduide voorgevelrooilijn is gesitueerd en/of in het geval het bouwwerk een erfafscheiding betreft;
  • het bouwplan moet passend zijn in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 5

Artikel 4 lid 4 (hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw”

Dakkapellen

In de regel wordt medewerking verleend aan het afwijken van de regels in het bestemmingsplan, indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden: 

  • de dakkapel beslaat maximaal 50% van de breedte van het dakvlak;
  • het bouwplan voldoet aan de welstandscriteria voor dakkapellen aan de voorkant of naar openbaar gebied gerichte zijkant, zoals opgenomen in de Welstandsnota;
  • de dakkapel mag de hoogte van het dak van de woning niet overschrijden. 

Artikel 6

Artikel 4 lid 5 (hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“een antenne-installatie, mits niet hoger dan 40 m”

Antennes voor openbaar nut

Deze antennes zijn over het algemeen noodzakelijk voor het openbaar belang. Dit betekent dat in de regel medewerking zal worden verleend aan het afwijken van de regels van het bestemmingsplan. Verder wordt getoetst of de antenne-installatie passend is in het straat- en bebouwingsbeeld en of de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast. De hoogte van de antenne-installaties zal maximaal 40 meter bedragen.

Antennes voor privé-gebruik (zendamateurs)

Uit jurisprudentie blijkt dat een antennemast voor verzenden en ontvangen van signalen valt onder artikel 10 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dat betekent dat een ieder dit recht mag uitoefenen, tenzij een uitzonderingsgrond geldt. Een uitzonderingsgrond kan zijn dat de mast onevenredig bezwarend is voor anderen.

Om dit te toetsen moet voldaan worden aan de volgende voorwaarden: 

  • de aanvrager moet een diploma en/of registratie van het Agentschap voor Telecom overleggen;
  • de mast moet voldoen aan redelijke eisen van welstand: er moet positief geadviseerd zijn door de welstandscommissie;
  • plaatsing in beschermde stadsgezichten, natuurgebieden en EHS gebieden is niet toegestaan;
  • de mast moet op het achtererf bij een hoofdgebouw geplaatst worden;
  • het bouwplan moet passend zijn in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • het dient om een zogenaamde buismast (spriet) te gaan. Een vakwerkmast wordt niet toegestaan. 

Artikel 7

Artikel 4 lid 6 (hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.”

In de gemeente Middelburg komen slechts enkele glastuinbouwbedrijven voor, zodat het niet voor de hand ligt voor deze enkele gevallen beleidsregels te formuleren. Per afzonderlijk geval zal beoordeeld worden of medewerking mogelijk is.

Artikel 8

Artikel 4 lid 7 (hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.”

Per afzonderlijk geval zal beoordeeld worden of medewerking mogelijk is.

Artikel 9

Artikel 4. lid 8 (Hoofdstuk 4, bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“het gebruik van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen”

Het kan in dit geval evenementen betreffen van zeer uiteenlopende aard, zodat het niet zondermeer mogelijk is een lijst op te stellen van evenementen waaraan medewerking verleend kan worden. Per afzonderlijk geval zal beoordeeld worden of medewerking mogelijk is.

Artikel 10

Artikel 4 lid 9 (Hoofdstuk 4 Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht)

“Het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: 

  1. binnen de bebouwde kom, en 
  2. de oppervlakte niet meer dan 1500 m²”. 

Voor zover het gaat om aanvragen voor de ontwikkeling van beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten aan huis, kan medewerking verleend worden, indien het verzoek voldoet aan de regels die hierover bij actualisering van de bestemmingsplannen in de gemeente Middelburg worden opgenomen.  Het gaat dan om de realisatie van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan huis-gebonden logies met ontbijt in het hoofdgebouw, of aan- en uitbouwen. Medewerking is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  1. de woonfunctie moet in overwegende mate behouden blijven;
  2. het gebruik moet de woonfunctie ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in de woning of aan- of uitbouw uitvoert, tevens de gebruiker van de woning moet zijn;
  3. er mag geen zodanig verkeersaantrekkende werking zijn, dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  4. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten;
  5. ten hoogste 30% van het vloeroppervlak, met een maximum van 50 m2 van de woning, inclusief aan- en uitbouwen mag ten behoeve van de beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten of aan-huisgebonden logies met ontbijt in gebruik zijn;
  6. het betreft bedrijvigheid die niet onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
  7. de activiteit vindt niet plaats in een vrijstaand bijbehorend bouwwerk.

Indien het gaat om ontwikkelingen anders dan kleinschalige bedrijfsmatige ontwikkelingen aan huis, wordt per afzonderlijke aanvraag beoordeeld of medewerking mogelijk is. Daarbij gelden in ieder geval de volgende voorwaarden: 

  • voldaan moeten worden aan de parkeernormen; parkeren dient zoveel mogelijk op eigen terrein opgelost te worden;
  • de wijziging mag geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken tot gevolg hebben.

Artikel 11

Artikel 4 lid 10 (Hoofdstuk 4 Bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht)

“het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen: a. de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen; b. de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden; c. de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en d. de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.”

Deze situaties zijn in Middelburg niet meer aan de orde, nu voor Oranjeplaat-West een bestemmingsplan door de raad is vastgesteld in april 2010. In de gemeente doen zich verder, voor zover bekend, geen situaties voor waarbij recreatiewoningen permanent bewoond worden.

Van deze mogelijkheid af te wijken van het bestemmingsplan zal geen gebruik worden gemaakt.

Artikel 12  Afwijking in bijzondere gevallen

Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelen burgemeester en wethouders overeenkomstig deze beleidsregels, tenzij dat voor één of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met deze beleidsregel te dienen doelen.

Daarom kunnen burgemeester en wethouders in bijzondere gevallen gemotiveerd afwijken van het beleid dat in de artikelen 2 tot en met 11 genoemd is. Afwijking is bijvoorbeeld aan de orde als het gaat om een woningaanpassing in het kader van de Wmo of als een strikte toepassing van de regels in een specifieke situatie onredelijk zou zijn.

Indien een verzoek wordt ingediend voor afwijken van deze beleidsregels, moet door de aanvrager aangegeven worden: 

  • waarom de afwijking van deze beleidsregels nodig is;
  • waarom niet volstaan kan worden met de mogelijkheden uit het gangbare beleid (dus waarom moet het bijbehorend bouwwerk deze afmetingen hebben of juist op die plek gerealiseerd worden?)
  • dat de afwijking van het beleid geen belemmeringen oplevert voor omgeving (o.a. verkeer/milieu) en geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken tot gevolg heeft
  • dat de gekozen oplossing stedenbouwkundig verantwoord is.

Artikel 13 Wanneer wordt geen omgevingsvergunning op grond van artikel 4 Bor verleend?

Aan een verzoek tot het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in deze beleidsregels wordt in ieder geval geen medewerking verleend indien: 

  1. als door uitvoering van de omgevingsvergunning in strijd gehandeld wordt met het burgerlijk wetboek;
  2. de welstandscommissie een negatief advies heeft uitgebracht dat door het college van burgemeester en wethouders wordt onderschreven. 

Artikel 14 In werking treding

De vastgestelde beleidsregels treden in werking op de dag nadat deze bekend zijn gemaakt.